De wondere wereld van het brein

Voor wie wil weten hoe marketing ons gedrag beïnvloedt en hoe je van die kennis gebruik kunt maken, is er de NIMA Masterclass Neuromarketing, verzorgd door Walter Limpens.

Om consumentengedrag te begrijpen en kunnen voorspellen moet je kijken naar de plek waar marketing invloed heeft: ons brein, de hersens van mensen. Dat wás overigens altijd zó, maar als object van kennis over marketing heeft ‘neuromarketing’ in de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen, want wat we weten en begrijpen over de werking van het brein kreeg hand in hand met de bekendheid van allerlei grote wetenschappers ineens vleugels. Dat je als marketeer rustig ronduit met collega’s kunt praten over ‘het reptielenbrein waar preferente merkvoorkeuren liggen opgeslagen’, is een vrij recent fenomeen.

Lees meer over de Masterclass Neuromarketing – De invloed van communicatie in het brein

Neuromarketing is soms een wat lastig bruikbare term, maar is wel internationaal ingeburgerd in het vak. Binnen NIMA wordt doorgaans gesproken over ‘Het toepassen van kennis over breinonderzoek en gedrag in een marketingcontext’. En door die insights te bestuderen en toe te passen krijg je inzicht in de vaak onbewuste en emotionele invloed van marketing. Met die kennis wordt het soms mogelijk om consumentengedrag te voorspellen en wordt marketing efficiënter en effectiever. En dat geldt niet alleen voor marketingcommunicatie, maar álle onderdelen van marketing: hoe een product wordt ontwikkeld, hoeveel het mag of moet kosten, waar je het verkoopt en hoeveel moeite consumenten bereid zijn te doen om het te krijgen. En misschien de meest spannende: Wat een commercial of andere uiting doet, zónder dat respondenten zélf weten dat dat gebeurt.

Dat is overigens veel minder griezelig dan het wellicht klinkt, maar daarvoor moet je neuromarketing een beetje begrijpen. En voor wie wil weten hoe marketing ons gedrag beïnvloedt en hoe je van die kennis gebruik kunt maken, is er de NIMA Masterclass Neuromarketing, verzorgd door Walter Limpens. Hij stond als oprichter van neuromarketingbureau Neurensics niet alleen aan de wieg van de doorbraak van marketing voor het brein in Nederland, maar – voor dit tweegesprek misschien nog interessanter – volgt al geruime tijd wélke onderdelen uit de toolbox van breinonderzoek bruikbaar zijn en wélke insights uit gedragspsychologie een hoofdrol kregen bij het beoordelen van marketingplannen.

Maar, Walter, jij kunt hier héél lang over uitweiden. Wat ga je doen tijdens de NIMA Masterclass Neuromarketing? Wat weten of begrijpen deelnemers na afloop?

‘Ik neem de deelnemers aan de masterclass een hele dag mee in de wondere wereld van het brein. En daarmee ook de werking van marketing. Want ik ben het met je eens dat je consumentengedrag pas echt goed begrijpt en kunt voorspellen als je kijkt naar de plek waar het invloed heeft, ons brein. De dag bestaat uit twee onderdelen: neuromarketing als onderzoeksveld & neuromarketing als kennisgebied. Met het eerste leren de deelnemers hoe ons brein werkt, hoe informatie wordt verwerkt en hoe je dit met behulp van verschillende neuro-methodieken kunt meten.’ 

‘Met het tweede gaan we kijken naar gedragsverandering: met welke elementen moet je rekening houden als het gaat om het sturen van gedrag? Wij doen hier zelf veel onderzoek naar, maar er is natuurlijk ook een berg aan gedragswetenschappelijke inzichten waar marketeers gebruik van kunnen maken. Ik heb de leukste, verrassendste en meest waardevolle samengevoegd in een simpel model, waar de deelnemers na afloop van de masterclass meteen mee aan de slag kunnen gaan. In de masterclass laat ik veel voorbeelden zien, van campagnes die goed of juist niet goed en soms zelfs averechts werken. Uiteraard altijd onderbouwd met neuro-onderzoeksresultaten.’

Ben je het eens met de veronderstelling dat onze kennis over brein en gedrag het marketingvak hebben veranderd of valt dat in de praktijk nogal mee of tegen?

‘Zeer zeker. Toen ik mijn carrière begon als net afgestudeerd sociaal psycholoog ben ik gaan solliciteren bij verschillende reclamebureau’s. En alhoewel ik bij iedereen op gesprek mocht komen, en ze het erg interessant vonden om vanuit een gedragswetenschappelijk perspectief naar reclame te kijken, hadden ze geen passende functie voor mij. Dat is in de afgelopen 15 jaar toch echt wel veranderd. Ik heb het idee dat dit online is begonnen, waar de kracht van neuromarketing makkelijk kan worden aangetoond met behulp van A/B tests. Dit maakt het tot een ideale omgeving om kennis over gedrag toe te passen. Maar ook op andere kanalen is gedragspsychologie of kennis over het brein een essentieel onderdeel geworden. Het is een wetenschappelijke ontwikkeling van een vak dat lange tijd gedomineerd werd door creatieven.’

‘En nog steeds is het natuurlijk een creatief vak, maar dat dit wordt versterkt door wetenschappelijke inzichten en gronding onderzoek te doen is inmiddels wel gemeengoed geworden. Soms vergeten we nog wel eens dat dit geen vanzelfsprekendheid is. We zijn met Neurensics al een paar jaar bezig met neuromarketingonderzoek in Duitsland. Wat ons is opgevallen, en dat hadden we niet verwacht, is dat Duitsland ver achterloopt op Nederland. Waar Cialdini, Kahneman en Systeem 1-denken bij ons tot het jargon behoort, is dat bij onze oosterburen zeker nog niet het geval. Dat is ook iets waar we best wel trots op mogen zijn.’

Veel marketeers denken bij ‘neuromarketing’ toch vaak aan het wat clichématige beeld van proefpersonen met allerlei sensoren op het hoofd, maar er zijn in werkelijkheid tientallen onderzoeksmethoden. Wat wordt momenteel het vaakst toegepast?

‘Er zijn inderdaad verschillende methodieken die worden ingezet. De meest gebruikte zijn EEG, fMRI en psychologische reactietaken zoals de IAT. Met EEG meet je de elektrische spanning in het brein, op het niveau van milliseconden. Je kunt hier voornamelijk cognitieve activiteit mee meten, zoals aandacht, de engagement en of je iets leuk vindt of niet. Met fMRI meet je de zuurstof toe- en afname in het brein, en kun je alle hersenactiviteit meten. Dus ook emotionele beoordelingen of activiteit waar iemand zich niet bewust van is. Tot slot de reactiezaken, waarmee je snelle, vaak automatische gedachten meet. Hiermee sluit je antwoordneigingen of rationalisaties uit, en kun je dus beter meten wat iemand écht van iets vindt. Deze methodieken worden ingezet voor campagne-onderzoek, zoals het concept- en pre-testen van moving storyboards en reclames. Maar ook voor merkonderzoek, om te testen welke associaties, brand assets of Category Entry Points aan een merk gekoppeld zijn. Daarnaast wordt er ook veel prijsonderzoek verricht, waarmee de willigness to pay kan worden gemeten. Iedere methodiek en toepassing maakt consumentengedrag inzichtelijker; beter te begrijpen en makkelijker te optimaliseren. In de masterclass laat ik hier veel verschillende voorbeelden van zien.’ 

Breinonderzoek en gedragspsychologie worden weliswaar vaak in één adem genoemd, maar kun je uitleggen waar die twee onderzoeksgebieden wezenlijk verschillen?

‘Beide vallen onder neuromarketing. Het onderscheid is dat er naar verschillende dingen wordt gekeken. Met breinonderzoek, of neurowetenschappelijk onderzoek, wordt er gekeken naar de reactie in het brein. Hoe wordt een reclame beoordeeld, welke emoties worden er geactiveerd en wordt er een koopintentie gestimuleerd? Bij gedragspsychologie wordt er, je verwacht het niet, gekeken naar gedrag. Dus hoe maak je gedrag mogelijk? Dit zijn dus twee onderdelen van neuromarketing, die ik beide in de Masterclass ga behandelen.’

Wat vind jij persoonlijk de meest baanbrekende of spannende ontwikkeling in dit vakgebied, kijkend naar de toepasbaarheid voor marketing?

‘Er gebeurt veel. Zo zorgt de inzet van AI voor leuke ontwikkelingen die veel op kunnen leveren. Geautomatiseerde eye tracking analyses is daar een goed voorbeeld van; het is mogelijk om met een druk op de knop een vrij accurate voorspelling te maken van waar mensen naar kijken in reclames en advertenties. De ontwikkeling van fNIRS houden wij zelf goed in de gaten. Dit is een methodiek waarmee het mogelijk wordt om op locatie (bijvoorbeeld een shopperomgeving) hersenactiviteit te meten. Maar waar ik zelf het meest enthousiast van wordt is het combineren van verschillende technieken. We zijn bezig met het maken van een apparaat waarmee je zowel EEG als fNRIS metingen kunt maken. En in de MRI scanner maken we óók altijd gebruik van een eye tracker. Daarnaast combineren we neuro-technieken vaak met verdiepende vragenlijsten of zelfs interviews. Dit levert zoveel betere en waardevollere inzichten op.’     

Traditioneel zit jullie type onderzoek in de hoek van…. Wel onderzoek. Voor de grote uitrol van een campagne of introductie van een product dus. En van marketeers is bekend dat ze juist daar hun budget afknijpen. Heb je daar last van of valt dat mee?

‘Hoe vroeger je neuromarketing in het traject inzet, hoe beter. Als uit onderzoek blijkt dat je commercial niet klopt, dan valt er vaak niet veel meer dan een paar kleine details aan te passen. Test je een moving storyboard, dan kun je alle inzichten uit onderzoek meenemen naar de executie en shoot van de reclame. Dat is een veel efficiëntere manier van omgaan met je budget. Onze vaste, en steeds meer nieuwe, klanten begrijpen dat wel. Maar het klopt inderdaad dat onderzoek één van de eerste slachtoffers is van bezuinigingen. Op onze website, in webinars en op events besteden we dan ook veel aandacht aan de waarde van vroegtijdig onderzoek, met behulp van case studies waarin het goed of juist fout is gegaan.’

Veel deskundigen op het terrein van breinonderzoek en gedragspsychologie hangen heel sterk aan het gedachtengoed van één onderzoeker of wetenschapper. Je loopt daarmee een beetje het gevaar een soort freak te worden. De volgelingen van gedragspsycholoog Cialdini vormen bijna een soort sekte, inclusief graden van ingevoerdheid enzo. Waardoor wordt dat fenomeen veroorzaakt en hoe onttrek jij je daaraan?

‘Ik zie hier ook wel een ontwikkeling. Het klopt inderdaad dat er in de beginjaren van neuromarketing fans waren van specifieke onderzoekers, waar alles aan werd opgehangen. Cialdini is daar een goed voorbeeld van. En nog steeds is dat voor een leek een heel goed startpunt. Maar met het populair worden van neuromarketing is er ook aandacht voor wat minder mediagenieke wetenschappers. En dat zorgt ervoor dat we van simpele trucjes, zoals social proof, naar algemene gedragsmodellen gaan. Cialdini kijkt bijvoorbeeld voornamelijk naar de sociale beïnvloeding, de manier waarop onze sociale omgeving invloed heeft op ons gedrag. En ondanks dat die invloed groot is, is dat niet het enige element dat ons gedrag bepaalt. We kunnen ook gemotiveerd worden door genot, angst of hoop. Gedrag is veel complexer dan een simpel trucje. Als je social proof inzet, en je mensen die geen pensioen sparen vertelt dat de meeste mensen wél hun pensioen hebben geregeld, dan zorgt dit er juist niet voor dat mensen beginnen met geld opzijzetten voor hun pensioen. In dit geval zijn er andere elementen die veel belangrijker zijn dan ‘wat de meeste mensen doen’. In de masterclass leer ik de deelnemers hoe ze van ‘nudging’ trucjes naar gedragsinterventies kunnen gaan, waarmee de kans op succes aanzienlijk vergroot wordt.’

Lees meer over de Masterclass Neuromarketing – De invloed van communicatie in het brein

(Beeldcredits: Pexels – Jean van der Meulen)

Voorn praat Marketing #1: Over sociale normen en gedrag

Waarom doen we wél of juist niet wat onze sociale normen voorschrijven en waarom is dat zo?

De sociale normen van mensen die dichtbij je staan, je buren, je familie, de bewoners van je dorp, hebben een grotere invloed op jouw gedrag dan die van – bijvoorbeeld – beroemdheden, overheden of groepen mensen die verder van je afstaan. Dat wijst een omvangrijke recente meta study over de werking van social proof uit. En zo zijn er nog veel méér elementen van invloed op de werking van sociale normen.  

De marketingdocent des vaderlands Ronald Voorn (kunnen we dat zo zeggen? ah, jawel) schrijft geregeld blogposts – ook hier op Marketingfacts – maar het leek ‘m zelf ook wel aardig om zijn meest recente inzichten te delen via een video, en in goed overleg met de oude meester leek het ons dan weer aardig om die korte colleges hier door te plaatsen. Redelijk snackable qua omvang en héél informatief. Voorn pluist al die wetenschappelijke papers over marketing uit en af en toe zit daar iets tussen dat gedeeld mag worden. Of moet zelfs. Een kijken wat het doet.

Dit artikel is geschreven Luuk Ros SCP door een verscheen eerder op

Bromvliegeffect: waarom kleine dingen je gedrag sturen

Het bromvliegeffect is mij niet vreemd. Zodra dit gezoem in ons huis klinkt, springt mijn vrouw op en grijpt de vliegenmepper. Er volgt dan een hilarische achtervolging waarbij in 90 procent van de gevallen de bromvlieg het moet ontgelden. Dat zo’n klein beestje zoveel energie bij haar losmaakt is ongekend. Het is een mooie metafoor voor de inhoud van dit leerzame boek.

Deze recensie is geschreven door Eric van Arendonk, Register Marketeer en adviseur voor marketing, strategie en managementvraagstukken bij Florpartners BV. Hij is ook medeauteur van ‘Neuromarketing’ en docent Marketing bij SRM.

‘Het bromvliegeffect’ gaat over alledaagse fenomenen die stiekem je gedrag sturen. Zo kennen we allemaal (tenminste de mannen) de vlieg in de wc-pot. Het kleine printje bespaart duizenden euro’s aan schoonmaakkosten. Een illustratief psychologisch voorbeeld, dat gebruikt wordt in ‘Het bromvliegeffect’. Een boek over hoe iets kleins ongemerkt een groot effect kan hebben op ons gedrag. Een ander mooi voorbeeld zijn de pijlen op de ANWB-verkeersborden die aanduiden welke rijstrook naar welke richting leidt. Indien de pijl naar beneden wijst voor rechtdoor levert dat meer files op dan wanneer de pijl naar boven wijst, zelfde richting. Dit gedrag heeft alles te maken met hoe ons brein functioneert. 

Auteurs hebben elkaar gevonden

De twee auteurs; gedragswetenschapper Eva van den Broek en creatief strateeg Tim den Heijer hebben elkaar duidelijk gevonden in dit boek. Ze vullen elkaar prima aan wat leidt tot mooie verhalen. Meestal zijn dit soort boeken opgebouwd met aan het begin een theorie die daarna wordt gestaafd met voorbeelden die haar bewijzen. In dit boek is dat net andersom, eerst zijn er de voorbeelden die je enigszins doen verbazen over het effect van schijnbaar iets kleins en daarna volgt de verklaring. Iets wat zeker de nieuwsgierigheid verhoogt. Natuurlijk komen de klassiekers zoals die van Cialdini en Kahneman regelmatig voorbij. Het boek zit dan ook gedegen in elkaar en de vermelde effecten hebben een goede theoretische basis, wat ook te zien is aan de lengte van de literatuurlijst achterin het boek. Het mooie van de combinatie van deze gedragswetenschapper en creatief strateeg is, dat het halleluja van succesverhalen van de effecten goed verklaard worden door hoe ze worden veroorzaakt.

Na het lezen zul je kleine dingen die gedrag beïnvloeden, sneller herkennen

Het bromvliegeffect bevat veel aanwijzingen hoe je nagenoeg onzichtbaar het gedrag van anderen kunt beïnvloeden. Ik ben blij dat ze al deze effecten achterin het boek hebben samengevat. Dat maakt het later een stuk makkelijker terugzoeken. Na het lezen zul je kleine dingen die gedrag beïnvloeden sneller herkennen en ze kunnen gebruiken om effectiever te communiceren. Een mooi boek waar marketing en communicatie elkaar ontmoeten en aanvullen.

Inmiddels springt mijn vrouw op en grijpt de vliegenmepper – inderdaad het bromvliegeffect.

Het bromvliegeffect
Auteur:            Eva van den Broek en Tim den Heijer
ISBN:                9789000374397
Uitgever:          Unieboek/Spectrum
Druk:                1e druk
Trefwoorden:   psychologie, gedragskunde, nudging, communicatie

Deze recensie is geschreven door Eric van Arendonk en verscheen eerder op

(Verslag) Verborgen verleiders en hun zuivere intenties

Veel aankoopbeslissingen nemen we onbewust. Dat kan weliswaar heel efficiënt zijn, maar dat betekent ook dat we ons laten leiden door vuistregels of heuristieken. In de woorden van Daniel Kahneman: door systeem 1 in ons brein. Hebben consumenten een koopknop? Neurowetenschappers willen ons dat graag laten geloven. Aan de Amsterdamse Keizersgracht kraken marketingdenkers over de vraag wát we weten – en nog geloven – over gedragsbeïnvloeding ten behoeve van marketing en de eeuwige vraag: Wat mag, wat kan en wat moet je niet willen?

Lees dit verslag van de tweede Keizergracht Conferentie op 22 januari in Amsterdam op

Cialdini goes social: beïnvloedingsprincipes op LinkedIn

Wanneer je regelmatig meeleest op Marketingfacts kan het gedachtegoed van Dr. Robert Cialdini je nauwelijks zijn ontgaan, maar nog lang niet alle marketeers weten op welke manier ze de zeven beïnvloedingsprincipes kunnen toepassen in de praktijk. Op welke manier kun je de wetenschappelijk onderzochte beïnvloedingswapens inzetten om jouw inzet op LinkedIn tot een succes te maken?

Handig om te weten dat ons brein in de meeste situaties anders werkt dan dat we verwachten. De meeste keuzes maken we namelijk onbewust (ook al denken we vaak dat het een bewuste keuze is). Ons brein werkt op basis van twee systemen, een model dat is ontwikkeld door Daniel Kahneman.
Lees dit artikel op Marketingfacts

Dynamic social norms – a new type of social norms message

Social norms messaging is an effective tool to change behaviour, but new research in this area suggests that a focus on already changing behaviours can be even more powerful.

Writing for WARC, in the second of a two-part article on social norms (see also this story Make social norms messaging more powerful), Crawford Hollingworth and Liz Barker of The Behavioural Architects, explore how this field is moving beyond ‘static norms’ to ‘dynamic norms’.

If the former is what the majority of people already do, the latter looks instead at what behaviours are changing and how messages might be framed around that.

In a topical example, US researchers attempted to get people to eat less meat by showing two groups two different statements.

The first simply stated that “30% of Americans make an effort to limit their meat consumption” and so eat less meat than they otherwise would. The second stressed how behaviours have been changing over time: “… in the last five years, 30% of Americans have now started to make an effort to limit their meat consumption.”

Lees dit artikel op WARC

Het beïnvloeden van archetypes met Cialdini’s technieken

Een website of landingspagina (door)ontwikkelen voor ‘de’ bezoeker bestaat niet. Geen enkele bezoeker is hetzelfde. Een handige manier om je website vanuit meerdere brillen te bekijken is de MBTI-methode. Het leuke en leerzame van het MBTI-model is dat je je website vanuit verschillende invalshoeken gaat bekijken. Handig om wat vanaf te weten. Maar wat heeft dit met de wereldberoemde beïnvloedingsprincipes van Cialdini te maken? Meer dan je denkt.

Lees dit artikel op

‘Neem niet creativiteit, maar gedragsverandering als uitgangspunt’

De wereld verandert, stelt Tom de Bruyne. Er is veel meer kennis over menselijk gedrag, het bedrijfsleven wordt in hoog tempo custumor centric en de technologie leert ons de kracht van het prototype. Daarom is het hoog tijd dat onze industrie niet creativiteit, maar gedragsverandering als uitgangspunt neemt. “Het wordt tijd om de muren tussen de disciplines te slopen.”

Tom de Bruyne is een Vlaming die behalve, gedragspsycholoog, columnist, TED-speaker en fellow aan de Universiteit van Leuven ook medeoprichter is van Sue Amsterdam. Het bureau bestaat uit gedragspsychologen en creatieven die marketing- en communicatiestrategieën ontwikkelen op basis van systematische analyse van klantgedrag.

Dit is het verslag van een gesprek – dat nadien in appjes onze rant zou gaan heten – over doodgewoon menselijk gedrag, de muren tussen de disciplines in ons vak, de kracht van design thinking en nieuwe inzichten uit de gedragspsychologie.

Lees dit interview bij Frankwatching

(Onderzoeksartikel nudging – Janine van Duijn NQL) ‘Gft-afval scheiden in hoogbouw: hoofdpijndossier of grote kans’

Gooi je een koffiefilter in de gft-bak of bij het restafval? En in welke bak hoor je de lucifers weg te gooien? Bewoners in laagbouw zullen waarschijnlijk het antwoord weten op deze vraag en ook de benodigde bakken daarvoor in huis hebben. Maar is een bewoner in een stad als Amsterdam, wonende in een appartement van 50m2 op vier hoog, daar ook toe in staat?

Door: Janine van Duijn*

Mensen vinden recyclen over het algemeen nuttig en belangrijk, maar tegelijkertijd is het ook een complexe, verwarrende en veeleisende taak. Daardoor komt het voor dat positieve houding van mensen ten aanzien van recyclen niet overeenkomt met het daadwerkelijke recyclegedrag (Zhang et al., 2019). Bovendien is afval niet het meest ‘sexy’ onderwerp. Ten onrechte, want afval is juist hot. Er valt veel winst te behalen uit het voorkomen en beter recyclen van afvalstromen om een duurzamere wereld te creëren. Afval zou gezien moeten worden als kans in plaats van een probleem.

Wat betreft laagbouw zijn er al veel best practices bekend over de vraag hoe afvalscheiding kan worden bevorderd. Echter, is dit voor hoogbouw nog niet het geval. Lange tijd is hoogbouw een ondergeschoven kindje geweest, omdat het als te complex en kostbaar werd gezien om afvalscheiding daar te stimuleren. De urgentie om er iets mee te doen wordt echter steeds groter, aangezien verstedelijking de komende jaren drastisch zal blijven toenemen en op dit moment ook meer dan 80% van de woningen in steden uit midden- en hoogbouw bestaat (VA, 2017).

Met name gft-afval blijkt een waardevolle en kansrijke afvalstroom. Maar voor hoogbouw ontbreken vaak nog de faciliteiten om gft-afval te scheiden of er is een systeem dat nog onvoldoende inspeelt op het routinematige en automatische gedrag van bewoners. In een situatie met hoogbouw is er met name sprake van voedselresten uit de categorie gft dat rechtstreeks tussen het restafval belandt (Midden, 2015). Zonde! En daar zou toch wel een oplossing voor moeten zijn? Een belangrijke vraag is alleen, wat voor oplossing?

Welke tools kunnen ingezet worden om recyclegedrag te beïnvloeden?

Recyclegedrag veranderen is net als elk gedrag een lastige, maar tegelijk ook een hele interessante design uitdaging. Tools die de overheid tot haar beschikking heeft om gedrag van burgers te beïnvloeden bestaan uit (House of Lords, 2011):

Het inzetten van regels en financiële maatregelingen hebben als nadeel dat deze zich richten op rationeel- en bewust gedrag. Daarnaast wordt het geven van informatie overwegend gebruikt door afvalscheidingsbedrijven, beheerders van hoogbouw en gemeenten om de houding en kennis van mensen ten aanzien van recyclen te bevorderen om vervolgens daarmee het gedrag te veranderen. Een attitudeverandering is vaak een ineffectieve manier gebleken om ook daadwerkelijk gedrag te veranderen. Het gaat hier om een intentie tot bepaald gedrag en daarmee is attitude geen goede voorspeller van toekomstig gedrag (Zhang et al., 2019). Daarnaast gaat het vaak om grootschalige en dure campagnes. Alleen focussen op rationele en bewuste besluitvorming heeft niet het gewenste effect. Zeker niet in situaties waar, zoals bij recycling, sprake is van routinematig en automatisch gedrag (Thaler & Sunstein, 2008)..

Nudging is een bewezen effectieve tool om in te spelen op en beïnvloeden van onbewust gedrag. Een nudge houdt in: elk onderdeel van design dat het gedrag van mensen op een voorspelbare manier kan beïnvloeden zonder te straffen of te belonen. Mensen behouden de vrijheid om eigen keuzes te maken, maar krijgen enkel door het ontwerp een duwtje in de gewenste richting (Thaler & Sunstein, 2008). Het aanpassen van de keuze-architectuur (nudges) is een waardevolle aanvulling op regels en financiële maatregelingen en zouden complementerend aan elkaar moeten zijn (Lehner et al., 2016). Juist het zorgvuldig selecteren en afstemmen van de verschillende tools op het specifieke gedrag van de doelgroep kan leiden tot een succesvolle gedragsveranderingscampagne.

Hoe ontwerp je een nudge dat recyclegedrag van gft-afval in hoogbouw beïnvloedt?

Alles leuk en aardig, maar vervolgens rijst de vraag: hoe doe je dat dan? Op basis van verschillende onderzoeken vanuit de community-based social marketing zijn er een aantal stappen die een handvat bieden om tot effectieve beïnvloeding van milieubewust gedrag te komen (Steg & Vlek, 2009; McKenzie-Mohr, 2013). Deze stappen zijn:

  1. Identificeer het gedrag dat veranderd moet worden. Denk aan gedragsveranderingsmodellen als Theory of Planned Behaviour (Azjen, 1985) om dit mee in kaart te brengen (kwantitatief onderzoek).
    • Selecteer het gedrag dat een significant negatieve impact heeft op het milieu.
    • Maak een inschatting van de waarschijnlijkheid en uitvoerbaarheid waarmee gedragsverandering gerealiseerd kan worden.
    • Stel het begin punt van het gedrag vast (0-meting).
    • Identificeer de primaire doelgroep(en).
  2. Onderzoek wat de belangrijkste onderliggende factoren zijn voor dit gedrag (belemmeringen en voordelen).
    • Waargenomen kosten en voordelen.
    • Normen en waarden.
    • Emoties
    • Contextuele factoren.
    • Gewoonten

Inzichten uit stap 1 zullen diepgaander moeten worden onderzocht om echt goed te begrijpen wat bepaald gedrag veroorzaakt en/of belemmert. Hierbij moet worden gedacht aan onderzoeksmethoden zoals interviews, observatie, neuro-onderzoek.

  1. Bepaal welke (combinatie van) interventies het beste kunnen worden toegepast op het gewenste gedrag te stimuleren.
    • Regel en wetgeving
    • Financiële maatregelingen
    • Keuze architectuur (nudges): versimpelen en framen van informatie, fysieke omgeving aanpassen, veranderen van default beleid (opt-in / opt-out), gebruik van sociale normen.
  2. Ontwerpen van de interventie om gedrag te veranderen (brainstormsessie, co-creatie).
  3. Pilot, testen van de interventie op kleine schaal. Vastellen van het effect van de interventies (experimenteel onderzoek).
  4. Grootschalig uitzetten, evalueren van de interventies en deze vervolgens aanpassen naar specifieke context.

Op basis van het zorgvuldig uitwerken van elke stap zal het mogelijk niet alleen een oplossing bieden in het ontwerpen van afvalsystemen die inspelen op het recyclegedrag van bewoners in hoogbouw, maar ook dat van bewoners die een koffiefilter bij het gft-afval gooien en de lucifers bij het restafval.

* Janine van Duijn is NIMA Qualified Lecturer, docent marketing en onderzoeker bij het Business Research Centre (lectoraat van domein Business Finance & Law) verbonden aan Hogeschool Inholland. Dit artikel heeft zij geschreven naar aanleiding van een onderzoek waaraan zij momenteel werkt voor het Business Research Centre van de Hogeschool. 

 

Bronnen

Ajzen, I., 1985. From intentions to actions: a theory of planned behavior. Adv. Exp. Soc. of public
transportation: two field studies. J. Environ. Psychol. 27, 190–203.

House of Lords. (2011). Behaviour Change. The House of Lords, p.11

Lehner, M., Mont, O., & Heiskanen, E. (2016). Nudging–A promising tool for sustainable consumptionbehaviour?. Journal of Cleaner Production, 134, 166-177.

Linder, N., Lindahl, T. & Borgström , S. (2018). Using Behavioural Insights to Promote Food Waste Recycling in Urban Households—Evidence From a Longitudinal Field Experiment. Frontiers in Psychology.

McKenzie-Mohr, D. (2013). Fostering Sustainable Behavior:An Introductionto Community-Based Social Marketing. Gabriola Island, BC: New SocietyPublishers.

Midden, C. (2015). Verbetering afvalscheiding en inzameling hoogbouw – Een  literatuurstudie naar gedragsdeterminanten en interventies, Midden Research &  Consultancy, Online gepubliceerd op: 01-04-2015. Beschikbaar op: https://www.vang-hha.nl/kennisbibliotheek/@148641/literatuurstudie/

Schubert, C. (2017). Green nudges: Do they work? Are they ethical? Ecological Economics, 132, 329-342.

Steg, L., and Vlek, C. (2009). Encouraging pro-environmental behaviour: an integrative review and research agenda. Journal of Environmental Psychology, 29, 309–317.

Thaler, R.H., & Sunstein, C.R. (2008). Nudge: Improving decisions about health, wealth and happiness. Yale University Press.

VANG Huishoudelijk afval. (2017). Invloed op afvalscheidingsgedrag in de hoogbouw. 12 veelbelovende instrumenten. Online gepubliceerd op: 26-10-2017.

Vereniging Afvalbedrijven (2017). Hoogbouw als organische uitdaging. Online gepubliceerd op: 11-10-2017.

Zhang, B., Laic, K., Wang, B. & Wang, Z. (2019). From intention to action: How do personal attitudes, facilities accessibility, and government stimulus matter for household waste sorting? Journal of Environmental Management, 233, 447-458.